
Irene Visscher start haar rede met verduidelijking van het begrip ‘curriculuminnovatie’. ‘Curriculum’ is een plan voor leren. Het begrip ‘innovatie’ is wat lastiger te grijpen. Het wordt tegenwoordig te pas en te onpas gebruikt. De oorsprong van het woord gaat terug naar het 4e eeuwse in-novo, dat toen gebruikt werd om het terugkeren naar het origineel of de pure ziel aan te geven. Curriculuminnovatie is volgens de definitie van Visscher gericht op het terugkeren naar de oorspronkelijke bedoeling van het onderwijs: het leerproces van de studenten.
Net als bij Zuyd is Saxion via kleinere of grotere veranderingen bezig om het onderwijs op opleidings- of lesniveau meer toekomstbestendig te maken. Deze initiatieven zijn een reactie op de veranderingen in de wereld en in opvattingen over leren en opleiden. Visscher zoomt in op drie perspectieven:
- de society: welke ontwikkelingen zijn er in de maatschappij en het beroepenveld?
- het subject: welke kennis, vaardigheden en attitude vloeien daaruit voor als inhoud voor de opleidingen?
- de student: welke doelgroepen zijn er, en wat zijn (veranderde) interesses en behoeften van deze studentengroepen; en wat zijn dominante theorieën op het gebied van leren en leerprocessen?
Centraal voor toekomstbestendig onderwijs zijn student-georiënteerde onderwijsvormen, stelt Visscher. Door het werken aan authentieke opdrachten wordt de werkpraktijk de opleiding binnen gehaald (of vice versa) en krijgen studenten de mogelijkheid de noodzakelijke kennis, vaardigheden en attitude te ontwikkelen (T-shaped professional).
Visscher pleit dat bij het ontwerpen van curricula meer ruimte wordt gecreëerd voor projectgestuurd onderwijs of pgo. Een goede balans met traditionele onderwijsvormen ten behoeve van basiskennis lijkt het meest effectief. Daarnaast moeten studenten ook leren om in een projectcontext te werken. Aandacht voor leren leren is noodzakelijk, leervaardigheden als samenwerkend leren, zelfregulerend en reflecterend leren gaan niet vanzelf. Zij waarschuwt er voor om niet te sterk te oriënteren op het werkveld, het kan ook zo zijn dat het werkveld niet altijd even toekomstgericht is.
Van docenten wordt verwacht dat zij op opleidings- en lesniveau voldoende vaardigheden beschikken om het leren van studenten mogelijk te maken. Het blijkt dat docenten op beide niveaus handelingsverlegen zijn, wat ten koste gaat van de kwaliteit van het onderwijsontwerp. Het
Spinnenweb van Van den Akker kan een waardevol instrument zijn bij het analyseren of ontwerpen van onderwijs.
Citaat uit paragraaf 4.3
De ontwikkeling van zelfregulerende vaardigheden zou een expliciet doel van het onderwijs moeten zijn (Moos & Ringdal, 2012). Dit vooronderstelt ook dat docenten competent zijn in het ondersteunen van studenten bij de ontwikkeling van zelfregulatie. Wanneer docenten zelf niet beschikken over zelfregulerende vaardigheden of er niet in geloven dat studenten dit kunnen, is het minder waarschijnlijk dat zij hun studenten daarbij ondersteunen. Hetzelfde geldt voor reflecteren. Om studenten te kunnen helpen reflecteren, dat wil zeggen om dit gedrag te kunnen modellen, of scaffolden, of de juiste vragen te stellen, is het noodzakelijk dat docenten zelf ook over deze vaardigheid beschikken (zie bv. McKenney, 2017).
Tot slot zegt Visscher is het realiseren van een duurzame curriculuminnovatie een proces van lange adem, het is een complex proces met vele mogelijke barrières. Het belangrijk om professionele ontwikkeling van docenten hand in hand te laten gaan met curriculuminnovatie. Daarbij is onderwijskundig leiderschap noodzakelijk.
Het lectoraat Innovatief en Effectief Onderwijs van Saxion wil docenten en opleidingen helpen te komen tot succesvolle, innovatieve leerarrangementen, waarbinnen studenten optimaal worden toegerust voor hun toekomstige beroepspraktijk. Onderzoeksthema’s: curriculumontwikkeling, docentprofessionalisering, talentontwikkeling, studieloopbaanbegeleiding en onderwijskundig leiderschap. Lees op
hun website meer over hun projecten.