Kiezen van een ‘blend’

In stap 3 maak je ook, globaal, de keuze welke leerstof online aangeboden kan worden en welke leerstof face-to-face moet. Het is belangrijk om daar van te voren over na te denken (tijdens stap 1, 2 en 3). Het format Leeractiviteiten is daarbij helpend. Juist door van te voren na te denken welke leerstof online aangeboden kan worden krijg je grip op het ontwerpproces.

Een blended leeromgeving kan verschillende vormen aannemen, bijvoorbeeld:

  • In een module waar het trainen van vaardigheden centraal staat, verloopt misschien 20% van leeractiviteiten online en 80% bestaat uit bijeenkomsten.
  • In een module waar het verwerven van kennis centraal staat, vindt wellicht 70% van de leeractiviteiten online plaats en 30% in bijeenkomsten.
  • In een module waar een student in de praktijk werkt, vindt 80% van de leeractiviteiten plaats in de praktijk, 5% online en 15% tijdens bijeenkomsten op school.

Een grote uitdaging in het ontwerpen van blended onderwijs is het verbinden van diverse leeractiviteiten in verschillende contexten, met daarbinnen de nodige flexibiliteit. Met andere woorden, hoe zorg je ervoor dat er verbinding komt tussen leeractiviteiten die tijdens een bijeenkomst op school plaatsvinden en leeractiviteiten die een student online maakt? Een goed hulpmiddel hierbij is de golfbeweging. Hieronder staan drie voorbeelden uitgewerkt hoe een module meer of juist minder blended kan zijn.

School en online

Klik op de afbeelding om te vergroten

n dit voorbeeld is uitgewerkt dat 80% van de leeractiviteiten zich face-to-face afspelen en 20% online. De student moet literatuur lezen waarvan de gegevens en eventueel de linken, zijn opgenomen in de online leeromgeving. Ook vindt de student hier een video die hij moet kijken en een link naar een individuele opdracht. Dit tezamen is input voor het maken van een (online) mindmap. Vervolgens heeft hij allerlei face-to-face bijeenkomsten, zoals het volgen van een hoorcollege, het bijwonen van training, een tutorbijeenkomst enzovoort. Hierna werkt de student online samen met medestudenten aan een groepsopdracht en voorzien ze elkaar van peerfeedback. Hierna volgen allerlei face-to-face bijeenkomsten.

 

Prakijk, school en online

Klik op afbeelding om het te vergroten

In dit voorbeeld is uitgewerkt dat 80% van de leeractiviteiten zich afspelen in de praktijk (bijvoorbeeld tijdens een stage), 5% online en 15% op school. De student is aan het werk op een praktijkplek, dat kan bijvoorbeeld stage zijn maar in het geval van een deeltijdstudent, ook de eigen werkplek. Daar voert zij ongeveer 80% van de leeractiviteiten uit. Op school vindt met enige regelmaat intervisie-bijeenkomsten plaats met een docent en daarnaast werkt de student aan een praktijkverslag online waarbij ze ook online feedback ontvangt van haar supervisor en docent.

 

Online en school

Klik op de afbeelding om te vergroten

In dit voorbeeld is uitgewerkt dat 80% van de leeractiviteiten online plaatsvindt en 20% face-to-face op school, het overgrote deel vindt online plaats, zodat de student tijds- en plaatsonafhankelijk kan studeren. Alle online leeractiviteiten zijn tot in detail uitgewerkt zodat een student zonder tussenkomst van een docent, een module kan volgen. De aansturing van een groepsopdracht kan bijvoorbeeld online plaatsvinden, alsmede de feedback. Samenwerken kan een student door deel te nemen aan discussies via fora en door met medestudenten aan een groepsopdracht te werken (zoals een wiki). De module is voorzien van meerdere formatieve toetsen zodat de student kan vaststellen waar hij zich bevindt in relatie tot leerdoelen.

Let op: het is niet aan te bevelen om een module waarbij 75% of meer online plaatsvindt, al in het eerste jaar van de bachelor-opleiding aan te bieden. Zelfstandig online studeren is een vaardigheid die de student gedurende een opleiding moet leren.

Reacties zijn gesloten.